Assemblée générale tenue à la Bibliothèque royale de Belgique à Bruxelles le 12 mars 2011

Première partie : Assemblée générale des membres titulaires
Eerste deel : Algemene vergadering van de werkende leden

Le président ouvre la séance des membres titulaires à 10h15.  Il parcourt l’ordre du jour et passe ensuite la parole à la trésorière qui présente et commente les chiffres suivants :

L’année 2010 s’est donc soldée par un bénéfice de € 9.242,80.

M. Rocour a contrôlé les comptes et le bilan, et les ayant trouvés en concordance avec les écritures comptables et donc reflétant la situation de la Société, propose à l’Assemblée générale de les approuver. Il félicite la trésorière pour la qualité de son travail.

Le président passe ensuite la parole au secrétaire, qui lit le rapport moral suivant :

« Geachte Confraters,

   Chers Confrères,

Naar jaarlijkse gewoonte en conform onze statuten breng ik u graag verslag uit over de activiteiten van ons Genootschap. Aangezien de mandaten van uw bestuurders na drie jaar vandaag aflopen, zal u mij toestaan om ook eens verder terug te blikken dan het afgelopen jaar, en te kijken naar de balans van de afgelopen drie jaar.

Commençons par la situation financière de notre Société.  Comme notre trésorière a pu vous le montrer, les comptes d’exploitation de 2010 se sont soldés par un bénéfice très important de plus de 9.000 euro, ou si vous voulez, de quelque 45 euro par membre, c’est-à-dire le montant de la cotisation.  Seulement, si on tient compte des pertes des deux années antérieures (2008 et 2009), le résultat cumulé sous le conseil d’administration actuel dont les mandats viennent à expiration aujourd’hui, s’élève à seulement 2.500 euro soit environ 12 euro par membre sur ces trois années, ou 4 euro en moyenne par année.  Cette moyenne est donc inférieure à l’augmentation de la cotisation qui a été décidée et qui s’est élevée à 5 euro.  De plus, il ne faut pas oublier que les résultats de 2009 et 2010 ont été flattés par la vente, à prix promotionnels, d’une partie de notre stock d’anciennes revues.  Ces ventes ont rapporté environ 8.600 euro, soit 40 euro par membre.  En d’autres termes, sans ces ventes, qui touchent maintenant à leur fin, la situation financière de notre Société aurait donné lieu à plus que quelques soucis.

Laten we hierbij natuurlijk onmiddellijk opmerken dat er, in de afgelopen drie jaar, ook een aantal eenmalige kosten zijn geweest, nl. de productie van een nieuwe lidmaatschapsmedaille (voor ongeveer 5.250 euro) en de digitalisering van onze RBN (voor ongeveer 3.750 euro).  Wanneer we al deze elementen samennemen, moeten we concluderen dat het Genootschap zeker nog verder werk zal moeten maken van een vermindering van de kosten voor het drukken van de Revue, die reeds met ongeveer 1/3 zijn afgenomen, maar die nog altijd ongeveer 80% van onze uitgaven uitmaken (wanneer we abstractie maken van de zojuist genoemde eenmalige uitgaven voor de nieuwe medaille en de digitalisering).  Er is op dat vlak geen reden tot pessimisme : door een nog meer intensieve voorbereiding, door het Genootschap zelf, van de bestanden die aan de drukker moeten worden afgeleverd, moet het zeker mogelijk zijn deze kosten te verminderen.

Ce sera aussi l’occasion de s’engager dans une réflexion profonde non seulement sur la forme dans laquelle la Revue devra être préparée, mais aussi sur son positionne­ment, et je dirai même, sur le rôle d’une société savante comme la nôtre dans un monde où le savoir, c’est-à-dire les informations et les publications, sont créées et divulguées à une échelle et à une vitesse inégalées dans l’histoire.

We kunnen hierbij inderdaad niet voorbijgaan aan het feit dat de introductie van de nieuwe informatie- en communicatietechnieken heeft geleid tot blijvende wijzigingen op het vlak van het creëren en verspreiden van kennis, die – wat mij betreft – vergelijkbaar zijn met die van de uitvinding van het schrift resp. van de boekdrukkunst.  Het is dan ook niet verwonderlijk dat heel wat lokale of zelfs nationale wetenschappelijke verenigingen zich geconfronteerd zien met de vraag wat nog de toegevoegde waarde is die ze aan hun leden kunnen of moeten aanbieden, nu kennis kan worden opgevraagd bij en gedeeld met mensen of instellingen aan de andere kant van de wereld en dit omzeggens in een fractie van een seconde, en op gelijk welk tijdstip van de dag.

Het wekt dan ook geen verbazing te moeten vaststellen dat heel wat genootschappen hun ledenbestand zien afnemen, en vooral ook zien vergrijzen. Voor ons Genootschap lijkt dit al met al nog mee te vallen, zeker wanneer we de evolutie van ons ledenaantal vergelijken met dan van andere numismatische verenigingen in ons land, die toch voor een deel als “kweekvijver” dienen voor ons Genootschap.

Au contraire, la présence à nos séances mensuelles reste stable ou s’accroît même légèrement, et j’en conclus que ces réunions restent un forum apprécié où nos membres non seulement se réunissent pour venir écouter les conférences, mais aussi pour échanger des informations via des contacts personnels.  A la lumière de l’évolution que je vous ai esquissée tout à l’heure, de la façon dont le savoir est créé et diffusé via l’internet – impersonnel –, cette constatation est encourageante; elle n’exclut pas – et je parle d’expérience – que beaucoup de nos membres se servent du web et des services d’e-mail y associés.

Een concreet voorbeeld dat mij persoonlijk veel plezier heeft gedaan, is de vaststelling dat ik, voor het project van het middeleeuwse numismatische letterbestand dat ik heb voorgesteld op de AV in Tongeren – die overigens als geslaagd mag worden beschouwd – en waarvoor ook een oproep is verschenen in de RBN, heb mogen rekenen op de medewerking van twee confraters-medievisten (dhrn. Haeck en Gheerardijn).  Speciale dank natuurlijk ook aan dhr. Schutyser, die hierbij uiteindelijk de bal aan het rollen heeft gebracht. Op die manier – en ook met input die is gekomen van enkele buitenlandse numismaten die geen lid zijn van ons genootschap – is dit letterbestand uitgebreid met ongeveer 500 bijkomende varianten.

Il s’agit une fois de plus d’une application de technologies nouvelles qui était inimaginable (ou de toute façon eût été trop onéreuse) il n’y a pas plus que quelques années ; ces nouvelles technologies offrent donc des opportunités dont la numismatique doit essayer de tirer profit.  Bien entendu, le développement d’une police médiévale resterait une forme de Spielerei intellectuelle, si le résultat n’était pas utilisé.  Mais je sais – disons de sources bien informées – que des publications sur le monnayage médiéval de nos régions (et aussi à l’étranger) sont en préparation, pour lesquelles cet instrument sera utilisé.  Et permettez-moi de signaler aussi l’intérêt qu’a montré Mme Morrisson, grande dame de la numismatique byzantine et membre honoraire de notre Société, dans ce projet.

Zoals gezegd, illustreert dit initiatief niet alleen dat het mogelijk is om zinvolle projecten uit te werken met behulp van de nieuwe technologische middelen, maar ook en vooral, dat het hierbij dan gaat om vormen van samenwerking tussen leden, of mag ik zeggen, confraters in de echte zin van het woord.

Ik heb u reeds gesproken over het succes dat werd behaald op het vlak van de verkoop van oude RBNs.  Ook hier heeft uw RvB kunnen rekenen op de belangen­loze medewerking van een aantal confraters, die hebben ingestaan voor logistieke aspecten zoals het ophalen van Revues bij de drukker, de verzending via de Franse Post om kosten te drukken, en de vriendelijke ontvangst van kopers die hun bestelling kwamen ophalen op het Penningkabinet.  Het is dan ook passend dat ik een speciale dankwoord richt aan resp. dhr. Gheerardijn en Doyen en Mlle Arnould.

J’adresse aussi bien volontiers mes remerciements à tous les conférenciers qui ont voulu donner un exposé, et j’espère qu’ils continueront à partager leurs connaissances dans les années à venir. Een speciaal woord van dank ook voor onze confrater Harry Dewit voor de nauwgezetheid waarmee hij de biografie van de Belgische numismatiek opmaakt.

Permettez-moi de terminer sur une note personnelle : comme beaucoup d’entre vous le savent, votre serviteur passera, à partir de cette année, environ la moitié de son temps à l’étranger, de sorte que je ne pourrai plus assister à toutes nos réunions, condition essentielle, il me semble, pour remplir la fonction de secrétaire comme je l’ai fait ces six dernières années.  C’est pourquoi je ne me présenterai plus pour cette fonction, que j’ai remplie avec beaucoup de plaisir – et de dévouement, je crois pouvoir le dire.  Mais j’espère pouvoir continuer à rendre de bons services à la Société dans la nouvelle fonction pour laquelle je me présente, et je souhaite bien sûr toutes les bonnes chances à mon successeur au poste de secrétaire, qui pourra évidemment compter sur ma collaboration.  »

Op basis van het financieel en het moreel verslag en de toelichtingen erbij, verleent de Algemene Vergadering kwijting aan de Raad van Bestuur.

Mevr. Taymans stelt vervolgens het budget voor het jaar 2011 voor, waarvan de voornaamste posten als volgt kunnen worden samengevat.

Le président propose d’approuver ce budget, et l’Assemblée Générale se rallie à cette proposition.

Il est ensuite procédé à l’élection de Mlle Stroobants (parrains : MM. Dengis et van Heesch), de Mlle Lefèbvre (parrains : MM. de Callataÿ et van Heesch), de M. Lauwers (idem) et de M. Van Baelen (parrains : Mme Taymans et M. Moens) comme membres correspondants, et de M. Jannink (NL ; parrains : Mme Taymans et M. Moens) comme membre étranger.

Sont également soumises à l’Assemblée Générale, les candidatures comme membres titulaires de MM. Geets et Bodet.

Toutes ces candidatures sont approuvées avec une très grande majorité.

Vooraleer over te gaan tot de verkiezing van de leden van de verschillende bestuursorganen van het Genootschap, legt Juffr. Moucharte, wier kandidatuur voor een post van directeur van de Commissie van het Tijdschrift op de oproepingsbrief van de werkende leden was vermeld, de volgende verklaring af : « Avant de passer au vote, je voudrais vous informer qu’en raison de la modification projetée de la composition et du mode de fonctionnement de la Commission de la Revue, je tiens à vous faire savoir que je renonce à solliciter le renouvellement de mon mandat. Je crains, en effet, que le nouveau modus operandi ne complique singulièrement la tâche de ladite Commission, ne nuise à la qualité de la Revue, et ne soit source de conflits à l’avenir. Telle est ma décision. »

Worden vervolgens met grote meerderheid verkozen : Dhr. van Heesch tot voorzitter, M. de Callataÿ comme vice-président, Mevr. Taymans als penning­meester, M. Bodet comme secrétaire en dhr. Moens tot verantwoordelijke voor de logistieke aspecten van de RBN en van de website – M. Rocour comme contrôleur – Dhr. Van Laere et M. de Callataÿ als directeurs van het Tijdschrift.

Le président remercie Mlle Moucharte pour les services qu’elle a rendus à la Société pendant de nombreuses années dans la préparation de la RBN.

De Voorzitter sluit de Algemene Vergadering af rond 11h00.

Seconde partie : Assemblée plénière
Tweede deel : Plenaire vergadering

Présents – Aanwezig : voir ci-dessus + Mme. F. Duyrat, J. Schoonheyt, A. De Cock en F. Van Baelen, Mlle C. Arnould, St. Lefèbvre en F. Stroobrants, en Dhrn. Ph. Bodet, G.-X. Cornet, A. De Cock, Y. De Craemere, St. De Lombaert, Ch. Doyen, W. Geets, C. Lauwers en R. Raynaud.

Excusés – Verontschuldigd : voir ci-dessus + Mme A. Van Haeperen-Pourbaix et MM. A. Bodson, G. Lejeune et M. Wauthier.

La séance s’ouvre à 11h00. Le président accueille notre conférencière étrangère, Mme Frédérique Duyrat, ainsi que les nouveaux venus.

Il communique les noms des nouveaux membres, administrateurs, directeurs et contrôleur que vient d’élire l’Assemblée Générale, et remet le sceau de la Société à M. Johan van Heesch, qui lui en remercie. Il demande ensuite au secrétaire de lire le rapport moral pour l’année 2010 (voir ci-dessus).

Pendant qu’on fait circuler deux nouvelles publications (de M. Luc Vandamme sur les graveurs Jouvenel et de M. Dengis sur les trouvailles et trésors monétaires gallo-romains trouvés dans la province de Namur), M. de Callataÿ présente Mme Duyrat du Cabinet des Médailles de la BnF, grande spécialiste du monnayage syrien. La Bibliothèque nationale de France recueille, conserve, enrichit et communique le patrimoine documentaire national.

Le sujet de son exposé s’intitule « La collection Henri Seyrig au Cabinet des Médailles ». Elle rappelle d’abord brièvement l’historique du Cabinet, qui regroupe notamment les collections des Rois de France ; certains Rois se sont avérés être de grands collectionneurs, tel Louis XIV.  La gestion de ces collections fut, déjà au XVIIIe siècle, confiée à des spécialistes qui les étudiaient soigneusement.  Ces collections furent également enrichies par des donations privées dont, sans doute la plus importante sur le plan numismatique, celle du duc de Luynes, dont la collection comportait plus de 6.900 monnaies parmi lesquelles de nombreuses raretés. Les accroissements dus à Henri Seyrig (1895-1973) sont certes plus modestes mais néanmoins intéressants et variés. Henri Seyrig est issu d’une famille d’industriels, et le début de sa formation académique ne laissait pas soupçonner qu’il allait devenir un des grands spécialistes de la numismatique du Proche Orient. Il contracta « le virus grec » lors de son enrôlement dans l’Armée d’Orient en 1917. Il devint, après la guerre, membre puis secrétaire de l’Ecole française à Athènes, puis responsable de l’Administration coloniale pour les antiquités de la Syrie et du Liban ; pendant la Guerre 1940-45, il est entre autre en poste à New York comme représentant de la France libre en tant que conseiller culturel, avant de retourner au Proche Orient où il sera, jusqu’à se retraite en 1967, directeur-fondateur de l’Institut français d’Archéologie à Beyrouth. Auteur de nombreuses publications, dans lesquelles il attache souvent plus d’importance aux aspects historiques des objets qu’à leur beauté Henry Seyrig se constitue une collection remarquable qui témoigne notamment de l’efficacité et de l’étendue de son réseau de recherches. Il céda , soit par dons soit par vente une partie de sa collection de bijoux, sceaux byzantins, monnaies, au  Cabinet des Médailles de la BnF Les archives du Cabinet des Médailles de la BnF conservent les détails de ses accroissements successifs dont la chronologie témoigne des périodes d’activités de Henri Seyrig. En particulier, environ 5.600 monnaies passèrent dans les médaillers de la BnF sur une période de 1929 à 1975, c’est-à-dire juqu’après la mort de Henri Seyrig. Ces accroissements  d’abord plutôt modestes, devinrent très importants à partir de 1958, année où Georges Le Rider entre au Cabinet des Médailles. La plupart des pièces proviennent de trésors trouvés en Syrie, ce qui ne veut pas nécessairement dire qu’elles sont toutes d’origine syrienne. Notons que les acquisitions sont encore incomplètement exploitées, et qu’un important travail de « mise en base de données » reste à faire, ce à quoi Madame Frédérique Duyrat compte bien continuer à s’attacher.

Le président remercie la conférencière, et invite les membres présents à l’apéritif, offert par la Société au restaurant du Royal Windsor Hotel.

©  KBGN-SRNB, 2008-2021